Dinsdag 27-8-13, van Kalibaru naar Sukamade, nationaal park Meru Betiri

27 augustus 2013 - Pesanggaran, Indonesië

Lieve mensen,

vandaag was een hele bijzondere dag. We zijn vandaag per jeep, die vlak bij ons hotel klaar stond, naar het nationaal park Meru Betiri gereden. De bagage bleef achter in de auto, bij Teris want we gingen met een gids en een jeepdriver. Alleen onze rugzakken konden mee. Onze gids Djewi was een Ranger van het nationaal park en een echte lolbroek. Hans en hij konden het meteen goed vinden, hij bleef maar kletsen en grapjes maken. Maar wel heel gezellig hoor. De jeepdriver Dodo was een kleine stille, hij zei niet veel maar hij verstond alles volgens mij. Het was een hele bijzondere tocht. Onderweg reden we langs diverse plantages die in het nationaal park liggen. Daar kregen we uitleg over het tappen van de rubberbomen, hoe ze de latex verwerkten door een fabriekje te bezoeken. We hebben gezien hoe ze uit het sap van kokospalmbloemen Gula Java, of wel palmsuiker of Javaanse suiker genoemd. Heel lekker zo trouwens, zo vers gemaakt. Allemaal kleinschalige homefactory, maar wat een werk. Vrouwen staan daar in de bloedhitte in gloeiende pannen te roeren en ondertussen spelen de kleine kinderen rond hun voeten. Best griezelig om te zien. We zagen ook cacaoplanten en hebben een koffieplantage en fabriekje bezocht. Het verbaasde ons dat ondanks de kleinschaligheid ze toch een aardige afzetmarkt hebben, oa aan Douwe Egberts. Aan het strand een meegebrachte lunch opgegeten, waar alleen wat vissers woonden. Ik heb daar een hele serie kippenfoto's gemaakt, die zijn zo mooi hier. Daarna ging het op een vreselijke hobbelweg, de jungle in. Dat ging echt stapvoets, zo groot waren de gaten in de weg, daar hadden we dus die jeepdriver voor. Een stuk van die weg hebben we gelopen, dat bleek onze jungletrekking. Dat was dus niet zo spectaculair maar we hebben wel veel apen gezien en geprobeerd te fotograferen, neushoornvogels zie overvliegen en zelf een schorpioen gezien, maar die was gelukkig dood. Dat valt me hier trouwens erg mee, de enge insecten waar ik, en helaas heb ik Sebastiaan daarmee bevlekt, bang voor ben zoals schorpioenen en slangen, we hebben ze nog maar nauwelijks gezien. We moesten tenslotte met de jeep een rivier oversteken, dat was grappig, en kwamen daarna aan in het gehucht Sukamade. Daar kwamen we terecht in een zeer eenvoudig onderkomen, met alleen drie bedden, een wc en een mandibak om je mee te douchen. Heel lekker eigenlijk, na al die toch wel luxe hotels. Dit leek tenminste weer een beetje op kamperen! Heel rustig en stil was het daar, heerlijk. Hoewel ze zelfs in dat gehucht een moskee hadden met een ijverig zingende imam, maar daar zijn we inmiddels helemaal aan gewend. Juist leuk om te vergelijken, er zitten soms aardige zangers tussen.

Eenvoudig gegeten en daarna naar het hoogtepunt van het bezoek aan dit nationaal park: het schildpaddenstrand.

Op Turtlebeach komen iedere avond schildpadden eieren leggen. Ze kennen daar vier schildpaddensoorten: De greenturtle, de oliveturtle, een waarvan ik de naam kwijt ben en de leatherbackturtle, de grootste. Maar deze laatste wordt nog maar zelden gezien. Het meest gezien is de greenturtle. De schildpadden worden met uitsterven bedreigd dus worden op dit strand iedere avond zoveel mogelijk nesten getraceerd en na de leg uitgegraven. De eieren worden dan in grote zandbedden ingegraven waar ze uitkomen en na een aantal weken in een aquarium groot gebracht voor ze uitgezet worden in zee, ze zijn dan ongeveer 3 maanden. De overlevingskans wordt daarmee vergroot van 1 naar 5 %.

Eerst moesten we via een andere hobbelweg naar het bezoekerscentrum. Daar zagen we de zandbedden waar al gedeeltelijk kleine schildpadjes rondliepen, heel schattig. Ook het aquarium gezien waar ze op een kluitje aan het zeewater wennen, allemaal met de koppies richting zee, want het instinct om naar zee te lopen blijft doorgaan.

Toen naar het strand, lopend, zonder licht en heel zachtjes pratend, en toen maar wachten. Al vrij snel zagen we verderop lichtsignalen, een teken dat daar een nest werd gegraven. We mochten er nog niet heen want dan zouden we moeder schildpad verstoren, we moesten wachten tot de leg was begonnen, dan konden we haar van achteren bekijken. Het duurde even, dat graven van dat nest, maar toen mochten we komen. Eerst zagen we het niet goed, het leek wel een grote steen in het zand maar toen zagen we dat het een levensgrote greenturtle was, later bleek dat haar schild 1.05 lang en 1.02 breed was, a big mama werd ons verteld. We zagen haar de eieren leggen, ondertussen waren er meer mensen bij gekomen natuurlijk, allemaal stil achter haar zittend, vol bewondering, het was heel ontroerend. We missen Maartje dagelijks maar dit was een moment dat we ook zo graag met Maartje hadden willen delen, wat zou jij dit mooi gevonden hebben Maartje! Hopelijk kunnen je wat zien op de foto's. Het was net alsof we zo in een natuurfilm waren gestapt.

Het eieren leggen duurde best wel lang, maar het waren er nogal wat, 200 stuks!, een record voor een greenturtle volgens de Ranger. Daarna moest ze haar eieren weer begraven en haar nest camoufleren en dat duurde echt lang. Ze schoof daarbij steeds een stukje naar voren waarna ze met haar flippers het stuk achter haar begroef. Zo leek het alsof haar nest op een andere plek had. De nesten worden graag uitgegraven door wilde zwijnen, leguanen, allerlei vogels en helaas ook mensen. We mochten haar daarbij nu wel vanaf de kop bekijken en fotograferen. Ondertussen werden haar eieren al meteen door de ranger uitgegraven, maar dat had ze helemaal niet in de gaten. \Uiteindelijk was het vier uur later voordat big mama haar kuil verliet en richting zee trok. Ook dat duurde even, ze was helemaal uitgeput van al dat graven maar we hebben haar de zee weer in zien zwemmen, prachtig om mee te maken.

Daarna terug naar ons onderkomen, nog even mandiën en snel slapen. Volgende dag naar Bali! Gek hoor.

Dikke kus, Hans, Sebastiaan en Vigilia

Foto’s